AANNAMEBELEID INSTRUCTEURS -BRANDWEER DUIKVERENIGING CUIJK
Brandweerduikvereniging Cuijk hanteert regels voor instructeurs om de zwem-, c.q. duikomgeving veilig te maken en te houden voor iedereen. De vereniging confirmeert zich aan de gedragsregels die de NOB heeft opgesteld.
Aannamebeleid
Het aannamebeleid voor instructeurs bestaat uit verschillende onderdelen, waardoor de vereniging een beeld krijgt van de instructeur. Dit om in de eerste plaats voor de sporters een veilige sportomgeving te creëren.
Het uitvoerend orgaan voor het aannamebeleid is de aannamecommissie, bestaande uit bestuurs- en instructeurs afgevaardigden. Het aannamebeleid bestaat uit de volgende stappen.
- kennismakingsgesprek met-
- referentiecheck
- aanvragen VOG
- aanmelden NOB
- introductie gedragsregels
- Vertrouwenspersoon
Naast het aannamebeleid verwijst de vereniging naar de vertrouwenscontactpersoon (VCP) van de NOB. De vertrouwenscontactpersoon is het eerste aanspreekpunt binnen Brandweerduikvereniging Cuijk voor iedereen die een vraag heeft over of te maken heeft met grensoverschrijdend gedrag en hier met iemand over wil praten. De vertrouwenscontactpersoon is voor iedereen binnen de vereniging: sporters, ouders, trainers, toeschouwer, bestuurders etc. Daarnaast wordt van de vertrouwenscontactpersoon verwacht dat hij/zij bijdraagt aan het in het nemen van preventieve maatregelen. De vertrouwenscontactpersoon betreft de vertrouwenspersoon van het NOB en deze is te bereiken op vertrouwenscontactpersoon@onderwatersport.org
GEDRAGSREGELS VOLGENS NOB (NEDERLANDSE ONDERWATERSPORTBOND)
Leden van Brandweerduikvereniging Cuijk = leden van NOB
RACISME / DISCRIMINATIE
1. Leden van Brandweerduikvereniging Cuijk respecteren hun mede-sporter en diens persoonlijke levenssfeer en houden rekening met diens levensbeschouwelijke en culturele identiteit.
2. Leden van Brandweerduikvereniging Cuijk discrimineren niemand vanwege leeftijd, geslacht, huidskleur, ras, seksuele geaardheid, beroep, mentale toestand of handicap, religie of politieke overtuiging.
3. Leden van Brandweerduikvereniging Cuijk onthouden zich van uitlatingen en gedragingen met een discriminerend of anderszins beledigend karakter, alsmede van uitlatingen en gedragingen waarvan zij kunnen of behoren te weten dat deze voor een derde schadelijk zijn.
(DUIK)OPLEIDINGSSITUATIES EN BEGELEIDINGSSITUATIES
4. De Instructeur streeft ernaar zijn functie zo goed mogelijk uit te oefenen en neemt daarbij de opvattingen en standpunten van het instruerend kader zoals vastgelegd in de NOB-visie op leren en opleiden als referentiekader.
5. De Instructeur neemt de grenzen van zijn professionele deskundigheid in acht. Is gehouden andere deskundigen in te schakelen wanneer aard en omvang van problemen zijn deskundigheid overstijgen.
6. De Instructeur is verantwoordelijk voor de verdere ontwikkeling van zijn professionaliteit.
7. De instructeur is zich voortdurend bewust van zijn voorbeeldfunctie in optreden, taalgebruik en nauwgezetheid.
8. De instructeur spoort de sporter aan zich overeenkomstig de regels van de NOB te gedragen en op respectvolle wijze om te gaan met andere sporters, mededuikers en het onderwatermilieu.
9. De instructeur gaat professioneel om met het overwicht dat voortvloeit uit zijn positie ten opzichte van de sporter.
10. De instructeur toont betrokkenheid met de sporter en bewaart daarbij professionele distantie.
11. De instructeur verstrekt eerlijke en ter zake doende informatie over leerprestaties en (bewegings)gedragingen aan sporters, ouders of verzorgers, leiding duikverenigingsbestuur en collega’s.
12. De instructeur behandelt vertrouwelijke informatie over sporters als zodanig. Handelt in probleemsituaties volgens de op de duikvereniging geldende procedures.
13. De instructeur draagt zorg voor een aangename, werkbare, open en vertrouwensvolle sfeer tijdens lessen/trainingen, wedstrijden en besprekingen en laat na wat daarmee in strijd kan zijn.
SEKSUELE INTIMIDATIE IN RELATIE TOT DUIKOPLEIDINGS- C.Q. BEGELEIDINGSSITUATIES
14. De instructeur moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de sporter zich veilig voelt.
15. De instructeur onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn waardigheid aantast, én verder in het privéleven van de sporter door te dringen dan nodig is voor het gezamenlijk gestelde doel.
16. De instructeur onthoudt zich van elke vorm van (machts)misbruik of seksuele intimidatie tegenover de sporter.
17. Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen de instructeur en de jeugdige sporter tot zestien jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik.
18. De instructeur mag de sporter niet op een zodanige wijze aanraken dat de sporter en/of de instructeur deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten.
19. De instructeur onthoudt zich van seksueel getinte verbale intimiteiten.
20. De instructeur zal tijdens training(sstages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect omgaan met de sporter en met de ruimte waarin de sporter zich bevindt, zoals de kleedkamer of de hotelkamer.
21. De instructeur heeft de plicht de sporter te beschermen tegen schade en (machts)misbruik als gevolg van seksuele intimidatie. Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de instructeur verplicht met deze personen of instanties samen te werken, opdat
zij hun werk goed kunnen uitoefenen.
22. De instructeur zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen geven met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen. Ook de instructeur aanvaardt geen financiële beloning of geschenken van de sporter die in onevenredige verhouding tot de gebruikelijke dan wel afgesproken honorering staan.
23. De instructeur zal er actief op toezien dat deze regels worden nageleefd door iedereen die bij de sporter is betrokken. Indien hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze regels zal hij de betreffende persoon daarop aanspreken.
24. In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de instructeur in de geest hiervan te handelen.